Overslaan en naar de inhoud gaan

Bij alle gehoortesten bieden we geluiden op verschillende sterktes en toonhoogtes aan. De NKO-arts of audioloog noteert welke geluiden je wel en niet hoort. Dit geeft een beeld van de ernst van het gehoorverlies, maar ook van het soort gehoorverlies.

Soorten gehoorverlies

Er zijn drie soorten gehoorverlies:

  • Conductief gehoorverlies (geleidingsdoofheid): Het geluid komt niet of onvoldoende aan in het binnenoor, omdat het geluid stropt in de gehoorgang en/of het middenoor.
  • Perceptief gehoorverlies (zenuwdoofheid): Een defect in het binnenoor is de oorzaak van het gehoorverlies.
  • Gemengd gehoorverlies: Dit is een combinatie van conductief en perceptief gehoorverlies.

Mogelijke hoortesten

Toonaudiometrie

In een geluidsarme ruimte kijk je van achter een raampje naar de audioloog. Met een zogenaamde audiometer en een hoofdtelefoon speelt de audioloog korte tonen af, waarbij je aangeeft of je de tonen hoort. De tonen worden steeds stiller om te bepalen hoe goed het gehoor is. Vaak herhalen we deze test met een trilblokje achter het oor. Zo testen we het slakkenhuis direct zonder tussenkomst van de gehoorbeentjes en het trommelvlies. Deze test bepaalt mee de aard van het gehoorverlies. Het resultaat van een toonaudiometrie geeft slechts beperkte informatie over het functioneren van het gehoor.

Bij kinderen vanaf drie jaar nemen we een toonaudiogram af met behulp van een spelletje. Het kind krijgt een hoofdtelefoon op het hoofd en mag wanneer er een piep klinkt een blokje in de doos steken. Dit motiveert het onderzochte kind meer om met volle concentratie aan de test deel te nemen.

Spraakaudiometrie

Mensen met perceptief gehoorverlies kunnen spraak nog wel horen, maar niet verstaan. Met spraakaudiometrie bepalen we tot op welk niveau je gesproken woorden verstaat bij verschillende luidheden. Je krijgt via de hoofdtelefoon een reeks losse woorden. We vragen om zo goed mogelijk na te zeggen wat je verstaat. De woorden worden steeds zachter tot je nauwelijks nog iets verstaat.

Een grafiek, het spraakaudiogram, vat de resultaten samen. Het percentage duidt het aantal goed nagezegde woorden per geluidssterkte aan. Vooral dit spraakaudiogram maakt duidelijk of je eventueel nood hebt aan een hoortoestel.

Tympanometrie

Het middenoor geleidt het geluid van het trommelvlies naar het slakkenhuis, het eigenlijke gehoorzintuig. Als deze geleiding niet goed loopt, spreekt men van geleidingsgehoorverlies. Een belangrijke oorzaak is onderdruk of vocht in het middenoor. Via tympanometrie onderzoeken we de werking van jouw middenoor.

Bij de meting sluit de NKO-arts de gehoorgang luchtdicht af met een dopje met enkele slangetjes. Tijdens het onderzoek hoor je een zachte bromtoon en voel je een verandering van de luchtdruk in de uitwendige gehoorgang.

Stapedius reflexen

In ons middenoor bevindt zich het kleinste spiertje van het menselijk lichaam, het stapediusspiertje (musculus stapedius). Bij luide geluiden trekt het als reflex samen om te beschermen tegen een lawaaitrauma. Voor sommige onderzoeken is het nuttig te weten wat de reflexdrempel is (de laagste toon waarop een reflex meetbaar is). De reflexen zijn bv. afwezig bij groot gehoorverlies. Afwezige reflexen kunnen ook duiden op een aandoening ter hoogte van de gehoorzenuw of verder op de auditieve baan. Het meten van de reflexdrempel is een objectieve test en gebeurt dus zonder jouw actieve medewerking.

De NKO-arts schuift een dopje in je oor dat de gehoorgang volledig afsluit. In het testoor hoor je een langdurige, stille toon en na een tijdje ook kortdurende, luide tonen. We voeren deze test meestal uit na het tympanogram, omdat dit met hetzelfde toestel gebeurt.

BERA-onderzoek (in samenwerking met de dienst neurologie)

Het BERA-onderzoek (Brainstem Evoked Response Audiometry) meet de elektrische signalen die geluid via de gehoorzenuw doorgeven aan de hersenen, waarna je het geluid waarneemt. Deze signalen kunnen we meten in de hersenstam.

De test gebeurt in een stille ruimte. Je ligt op een bed en het licht wordt meestal gedimd, omdat het belangrijk is dat je rustig bent. De arts bevestigt elektrodes op verschillende plaatsen op je hoofd: één achter elk oor, één midden op het hoofd of op het voorhoofd op de haargrens en soms ook één op een willekeurige andere plaats op het hoofd. Via een hoofdtelefoon hoor je klikkende geluiden van verschillende sterktes. De elektrodes vangen de opgewekte elektrische signalen op. Door de mate waarin de signalen worden opgewekt en de tijd die nodig is voor ze de hersenstam bereiken, kunnen we het functioneren van het slakkenhuis en de gehoorzenuw meten.